maandag, april 11, 2005

self-inflicted mine detonator

Grappig om te zien hoe een weekend waarin ik niet mezelf was, zo lang kan blijven duren. Normaal is het om voor ik het door heb. Maar deze keer dus niet. Ik kreeg maar geen slaap, en ik kreeg maar geen rust die ik zo nodig had. En dat is misschien niet slecht. Ik heb niet veel gegeten, en ben terug sober aan't leven. Minder alcohol, minder vettig eten, minder junk en vooral minder mensen om me heen die me vertellen wat ik moet doen. Ik moet niets.
De ogen van het meisje keken me aan. Ze was verveeld aan het luisteren naar het fiere auto-verhaal met het 'dat-kan-toch-niet-hé'-effect, van haar vriendje... en ze keek rond... Drie tafels verder zat ikzelf. En ik luisterde naar een verre stem die tegen me babbelde over onbelangrijke dingen. Dingen die je kon horen maar niet zeggen, dingen die je kon weten, maar niet willen, ... en ik keek terug. En haar mond stond klaar om iets te fluisteren. Ik lachte lichtjes en keek naar rechts, de ogen vlug heen en weer bewegend. En ze knikte. Ze zat meteen juist... ze deed een haarlok uit haar rechteroog weg en verschoof haar thee. En de vriend ging maar door. Z'n wit truitje over de rugleuning, de armband van zilver, de autosleutels op de tafel. Het bezit ten toon gepreid. En hij wond zich op. Ik sprak zonder woorden tegen haar, ik spelde het woord "boring". En ze schoof haar stoel naar achter. Want haar vriendin kwam uit het niets. Ze zette zich erbij, en sprak over haar spannend leven, zichzelf centraal. Het meisje verwisselde van stoel, ... en ik keek naar haar lege shouders, en haar holle blik toen ze ging zitten. Ik dronk m'n lauwe pint uit en verdween. Ze fluisterde iets toen ik voorbij kwam en ik zei haar nog een prettige avond. En ik hoorde nog toen de deur dicht ging "Kende gij die gast?". Haar gitzwarte haar reflecteerde in de spiegels... en m'n ogen. Ik val wel op zwart, en ik val wel op fluisterende mensen, ...
En ik lachte binnenin. Ik zocht naar m'n sleutels en m'n balpen, en een beetje licht. Ik zocht m'n wagen in de diepte van de nacht, en al wat ik vond was een wrak.

De vlgende morgend belde E. En ik moest haar zebravinken zien... haar fret uitlaten, haar nieuwe DVD's die ik had gebrand mee bekijken. Ik ben een middel tegen angst. Ik betaal benzine en krijg Kebab, en ik ben blij voor haar. Ze raast met "Firestarter" over de baan tegen 170 per uur. Want ze is gelukkiger dan vroeger... Ik moet niks. Ik ben een middel tegen angst. Ik zie E. graag, en ze weet wie ik ben.
En B. zit rond te crossen, in een dikke auto door de woestijn. En als ze terug komt wil ik leven. En een tijdlang bij haar zijn.

Geen opmerkingen: