zondag, oktober 30, 2005

Van voor af aan

Dianne Vanhelderen had geheimen. De griezelige tattoo op haar linkerschouder, de verkleurde foto's die haar vriend nam achterin een groezelig café, de lange zwarte haren. Haar ondergeschikten zagen enkel de huidige façade, voor hen was ze de nette dame in een deux-pièces. In haar nieuwe groene wagen, reed ze de afrit Oelegem voorbij, ze morde bij zichzelf over de kleur en zijn logheid. Dianne keek even in de achteruitkijkspiegel, gaf een gekke luchtkus aan zichzelf terwijl er een druk Radio Donna programma riedelde op de achtergrond. Ze luisterde destijds naar Rage against the Machine, maar dat speelde men niet op deze zender. Dat was passé.

Deze rit was de routine van elke dag, enkel met een andere wagen. Eens de dorpskern binnengereden viel haar oog op een bekend gezicht. Op de bus aan het raam. Dianne bekeek hem beter toen ze stilstond voor een verkeerslicht. Een verfrommelde man met een vreemd kapsel. Ze draaide in een reflex richting passagierszetel. ‘Heeft die me gezien?’. Dirk? Dirk Delaroi! Eén van de mensen die jaren met haar beste vriendin samen was geweest. Hij stond erom bekend nergens echt thuis te horen. Dianne lachte, zenuwachtig. Ze wilde doorrijden en gaf in afwachting alvast wat gas. Zich realiserend dat haar beweging opviel, zette ze zich weer recht in de bestuurderszetel. Inmiddels deed de man teken, ze keek tersluiks. Het verkeerslicht sprong net op groen, ze liet de ontkoppeling los en reed weg. ‘Oh nee, gelukkig ben ik hem niet ergens op straat tegengekomen’, mummelde ze. ‘Geen idee wat ik zou zeggen tegen die loser, nog steeds op een bus, zonder rijbewijs en zonder geld. Ik ken’m. Dat die hier nog rondloopt!’
Ze gaf nog wat gas bij. ‘My God, stel je voor. Ik hoorde bij die kliek in die tijd.’
Dianne keek uit naar een parkeerplaats in haar buurt. ‘Rap gaat die wagen wel, spijtig van de kleur maar oké. Ik moet niet iedere dag op de bus.’

Dirk schudde zijn hoofd en vervloekte ingehouden de pendelaars, de ramen en zowat alles wat er zich op de bus bevond. Hij schoof zijn tas dichterbij tussen zijn voeten. Ongemakkelijk tuurde hij door het raam in de hoop iemand uit een groene wagen te zien stappen. Dirk herkende wel vaker mensen. Achteraf bleken ze niet te bestaan, of gewoon te lijken op een beroemdheid. Echte ontmoetingen waren er niet meer bij de laatste jaren. Er stapte nergens iemand uit. De auto was weg. Een reiziger op het gangpad porde lichtjes in zijn zij om meer plaats te bekomen. De man stonk. Evenals de rest van de bus tijdens het spitsuur. Morgen zou zijn auto gerepareeerd zijn, zodat hij weer op de vertrouwde manier naar het werk kon. Hij negeerde de rest van de bus, duwde de oordopjes van zijn mp3-speler dieper in zijn oren en probeerde zich van de hele situatie te isoleren. Dirk dacht even verder aan de vrouw die hij had herkend. Aan haar beste vriendin. Hij keek door het vuile raam van de bus terwijl hij wegzonk in herinneringen.

Een donkere zithoek van café ‘De Duizelige Bij’, de afrekening-CD op de achtergrond, de new-wavers aan de tafel. Het meisje naast hem, Dianne, sprak alsof ze geen zestien was. Ze had zelfmoordneigingen, een opvallende neusbel en een Einsturzende Neubauten-tattoo op haar schouder. Haar vriendin die binnekwam met een matroos aan haar arm. Dirk was weer daar, in dat café, in gedachten verzonken. Hij wilde wel vaker verdwalen in deze stad, en in haar ogen.

Geen opmerkingen: